Lieve lezers,
Al jaren ben ik fan van de Nederlandse auteur Joost Zwagerman die vorig jaar helaas uit het leven stapte op 51-jarige leeftijd. Hij was een fantastische persoon met een briljante geest en beheerste verschillende gebieden van Literatuur en andere Kunst.
In 2009, ondertussen al zes jaar geleden, kocht ik bij het verschijnen zijn politiek pamflet “Hitler in de polder & Vrij van God”. Het maakte een enorme indruk op mij. Eindelijk las ik een eerlijke kritische benadering van de Islam, en dat door de beste schrijver van Nederland sinds Harry Mulisch, mijn andere idool. Je kan op Joost geen versleten etiketten uit het verre verleden kleven zoals “extreem-rechts”, “fascist” of het hevig misbruikte”racist”. Hij is onverdacht objectief en zeer toegankelijk. Precies dàt maakt zijn pamflet zo waardevol: het zou verplichte schoollectuur moeten zijn en elke linkse en/of correcte verdwaasde zogenoemde intellectueel, zou dit werk moeten lezen om nieuwe inzichten te krijgen en wakker te worden uit de multiculturele droom, die ondertussen een nachtmerrie is geworden.
Ikzelf zou best een recensie kunnen schrijven over dit begeesterende werk, auteur Wim Van Rooy was mij echter voor. Het is niet uit luiheid, maar wel uit bewondering voor de perfectie van Wim, dat ik dan ook zijn recensie hieronder (met zijn toestemming) overneem. Ik vraag je – om na de lezing van het onderstaande commentaar – dit werk van Joost Zwagerman aan te schaffen: op een miniem aantal bladzijden biedt het meer eerlijkheid en duidelijkheid over deze gevreesde materie dan een jaarabonnement op alle bestaande dag- week- en maandbladen in Vlaanderen en Nederland tesamen.
Ik geef nu het woord aan Wim Van Rooy:
“Sociaal-psychologisch beschouwd doen zich vandaag veranderingen voor die de meeste mensen niet opmerken. Dat fenomeen van niet zien of niet willen zien (cognitieve dissonantie) is niet nieuw. Onderzoekshoogleraar in de sociale psychologie Harald Welzer geeft in dat verband een brisant voorbeeld van zo’n ongemerkte paradigmaverschuiving op sociaal gebied. Ik citeer: ‘Denk aan de waardeverschuivingen onder het nationaal-socialisme, die de gehele maatschappij omvatten, waarbij de meeste niet-Joodse Duitsers het in 1933 volstrekt ondenkbaar zouden hebben gehouden dat slechts enkele jaren later, met hun actieve medewerking, de joden niet alleen van hun rechten en bezittingen zouden worden beroofd, maar zelfs zouden worden gedeporteerd om te worden vermoord. Diezelfde mensen zien vanaf 1941 de deportatietreinen naar het Oosten rijden; niet weinigen van hen hebben intussen “geariseerde” keukeninrichtingen, salonmeubilair of kunstwerken gekocht of wonen in huizen die van de joodse eigenaars zijn afgepakt – en vinden dat volstrekt normaal.’ Welzer adstrueert die mentale omslag exemplarisch met legio voorbeelden in verband met de financiële en ecologische crisis die ons vandaag treft.
Er zijn alarmknoppen, ook wat de islam betreft, maar wie erop duwt, is een trouble-fête. De politiek correcte elite bedient zich daarbij van alle retorische trucs om de discussie dood te slaan. En als men geen oplossingen aandraagt die moeiteloos, conflictloos en zonder harde waarheden te implementeren uitvoerbaar zijn, dan deugt het standpunt niet. Dertig jaar wanbeleid moet het liefst geruisloos opgelost worden, en wie vandaag beweert dat een en ander ten enenmale onmogelijk is, is volgens het politiek correcte denken een fascist. Welke paradigmaverschuiving doet zich vandaag nog voor? Zoals de langzame aanvaarding van het nazistische systeem nog geen tien jaar in beslag nam, zo is er vandaag de milde acceptatie van het dringen en wringen van een fundamentalistische islam (er is geen andere islam) en het bijna dwingend opleggen van het discours daarover door een politieke, culturele en journalistieke elite, de dhimmi’s van dienst. Dat opdringen van een pensée unique gaat gepaard met het diaboliseren van diegenen die kritische vragen stellen bij dat omineuze proces. Die vragenstellers echter worden paradoxalerwijs bijna gelijkgesteld met nazi’s, terwijl het juist de islam is die een vergelijking met het nazisme best doorstaat.
In zijn formidabele traktaat Hitler in de polder & Vrij van God schrijft de Nederlandse auteur en publicist Joost Zwagerman het volgende: ‘Als je sommigen mag geloven zijn er de afgelopen vijftien jaar heel wat nazi’s de landspolitiek binnengemarcheerd. Goebbels, Göring, Eichmann en Hitler zelf; postuum spreken ze een hartig woordje mee, met mensen als Frits Bolkestein, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders als vermeende buikspreekpoppen’. Dit is niet alleen inflatoir en invectief taalgebruik dat beledigend is voor elke jood maar in die visie groeit het nazi-beest voor onze neus, onder onze ogen. Want de les van wereldoorlog twee was: de ander mag nooit meer met het kwaad worden geassocieerd; wie dus iets kwaads zegde van een moslim was klip en klaar een halve nazi. Het was alsof de Nederlander (en natuurlijk geldt dit ook voor onze elite) bij wijze van erfzonde de last en de schuld van het radicale kwaad droeg. ‘Als je ondanks die erfzonde dan toch bij die ander enig kwaad bespeurt, getuig je ervan dat je zélf van dit kwaad bezwangerd bent.’ Het was die teneur die het spreken over de islam heeft lamgelegd, want een heus debat over die kwalijke religie is er nooit geweest.
De elite smoorde niet alleen elk gesprek, maar ging wanneer het haar zo uitkwam over tot juridische vervolging. Politiek werd niet met politiek bestreden maar met justitie. En de elite, verdwaasd en verdoofd door haar eigen vreemdsoortig humanisme – de eigen humanistische principes neerhalen en het kwaad van de ander toedekken – begon aan een anti-intellectuele arbeid zonder weerga. Als een klamme deken werd een pensée unique gespreid over de grieven van de kleine man en de terechte vragen van de enkele intellectuelen die de verdwazing aanklaagden. De culturele lelieblanke elite die van het kwetsen van het katholicisme zijn handelsmerk had gemaakt, vroeg nu om de toon te matigen ten opzichte van een monotheïsme dat van in den beginne oorlogszuchtig en intransigent was. Dat de islam op bepaalde punten (ik blijf beleefd) niet scharniert met de beginselen van de rechtsstaat (Frits Bolkestein) werd als racistische taal gebrandmerkt. Bolkestein werd vergeleken met Le Pen en oud-PvdA-bewindsman Rick van der Ploeg meende in 2000 dat Paul Scheffer het land uit moest worden geschopt. De voorbeelden van intellectuele verdoving zijn zo groot dat men er een heel boekwerk mee zou kunnen vullen.
Kortom, er ontstonden nieuwe fellow-travellers: die van een religie die de wereld fanatiek opdeelt in moslims en niet-moslims, met een heilig boek waarin om de 50 regels wordt opgeroepen om geweld te plegen op joden en infidels en met woordvoerders waarvan de achterlijkheid stuitend is. Ondertussen was het usance dat de elite het billijkte dat imams geen hand wilden geven aan vrouwen, dat censuur en autocensuur werd gepleegd, dat culturele voorstellingen werden afgelast, dat tegenstanders werden gemolesteerd en vermoord, dat in scholen niet meer over darwinisme of holocaust kon worden gesproken, dat het antisemitisme ruim baan kreeg, dat eerwraak gepleegd werd, dat moslims oververtegenwoordigd waren in criminaliteitsstatistieken, dat fatwa’s werden uitgesproken, dat religiekritiek beperkt werd tot het katholicisme, dat de vrije meningsuiting op losse schroeven kwam te staan, dat afvallige moslims en homoseksuelen bedreigd werden (Naima El Bezaz, Hasna El Maroudi, Rachid Ben Ali, Afshin Ellian, Taslima Nasreen en honderden anderen), dat de sharia een kans moest krijgen, dat moslims gevangen werden gezet in het woord ‘Jood’ om de dader alsnog tot slachtoffer te transformeren, dat kritische Arabische intellectuelen verraden werden, dat de islamwereld bol stond van antiwesterse sentimenten en dat hun zoontjesoverschot een bron van mondiale ellende zou veroorzaken.
Voor deze alles goedpratende Gutmenschen was het veronderstelde kwaad (het kwaad van de fascist die de arme moslim vertrappelt) een soort drug geworden, een roesmiddel dat hem van goed nog beter maakt. Men merkt het: ongemerkt ging men een grens over. Het vrije woord werd geïncrimineerd, men mocht over de islam geen kwaad woord zeggen, de oerchristelijke en hedonistische Gutmenschen hesen zichzelf op een moreel krukje en iedereen die kritiek gaf op een in essentie inhumane godsdienst was a fortiori een racist, fascist of nazi. Wie rationele kritiek gaf, was een haatzaaier. Men was nu de grens helemaal gepasseerd, en wie nog even durfde te piepen dat de islam er altijd al opuit is geweest te veroveren en te onderwerpen, altijd weer op manieren aangepast aan de tijd, maar steeds met dezelfde teksten op de achtergrond, die werd op zijn minst als politiek incorrect aangemerkt en op zijn ergst als racist uitgemaakt. En het Centrum voor Gelijke Kansen blafte onmiddellijk.
De nieuwe multiculturalistische elite heeft ons twintig jaar en meer achteruit gezet. Joost Zwagerman formuleert het zo: ‘Want de paradox is wel dat juist de fanatiekste – en daardoor blinde – aanhangers van het multiculturalisme door middel van die verdachtmakingen aan het adres van allerlei iets minder blijmoedigen de vurig gewenste integratie eerder dwarsbomen dan versterken’. Voor moslims vraagt men eigenlijk een status aparte: de atheïst die de spot drijft met vermeende onzinnigheden in de Bijbel draagt bij aan onze zo gekoesterde pluriformiteit. De ex-moslim die de spot drijft met vermeende onzinnigheden in de Koran gooit een lont in het kruitvat. Vanuit die zienswijze worden officieus maar dwingend aparte gedragsregels voor de ex-moslim opgesteld. Die apartheid is onder ons. En het toverwoord ‘islamofobie’ schraagt de officieus ingestelde status aparte voor islamcritici. Zwagerman is op zijn best als hij Nederlandse opiniemakers als Jan Blokker, Brandt Corstius, Bas Heijne, Frits Abrahams, Geert Mak en J.A.A.van Doorn aan het kruis van de politiek correctheid nagelt. Zij immers moesten hun toon nooit matigen, zij mochten altijd schelden zoveel ze wilden – tegen het christendom uiteraard. De oproep tot toonmatiging werd immers altijd gedaan aan één partij, namelijk aan die partij die kritische vragen stelde aan een beaat multiculturalisme en die de islam als religie aanklaagde.
Men kan zich de vraag stellen hoe het komt dat er, in tegenstelling tot in Frankrijk bijvoorbeeld, vooral in Nederland en bij ons zulke verdwaasde politiek correcten rondlopen. Hoe komt het dat bij deze mensen plots het licht uitgaat als van de islam sprake is? Het zijn voornamelijk linkse en progressieve intellectuelen, en bij uitbreiding zowat de hele politieke klasse, die hier het verraad der klerken incarneren en die op een Gramsciaanse wijze het bedje spreiden van een dogmatische religie. Zoals ze vroeger fellow-travellers waren van het communisme, zo zijn ze dat vandaag van een intolerante islam. In die zin lopen ze vrolijk in de lijn van een autoritaire traditie. En is het niet uitermate vreemd dat Wilders bijvoorbeeld gewoon maar herhaalt over alle moslims wat Blokker en Brandt Corstius hebben gezegd en geschreven over prominente afvallige moslims? Ayaan Hirsi Ali is een intellectuele erfgename van Voltaire, zei Bernard-Henri Lévy begin 2008 in Frankrijk. Ze is een focking fundamentalist en een brandstichtster, zegt Brandt Corstius in Nederland. Het was de Amerikaanse filosofe Susan Neiman die Hirsi Ali verdedigde toen ze door Ian Buruma (wéér een Nederlander!) tot verlichtingsfundamentaliste werd uitgeroepen: ‘Dat is links cynisme, dat gaat ervan uit dat je een fundamentalist bent als je ergens hartstochtelijk in gelooft’.
Wie elke dag de berichten uit de islamwereld natrekt, wie alle islamincidenten opvolgt en de haatspeeches beluistert van achterlijke imams, wie de kranten uit het Midden-Oosten leest, wie de barbaarse modus operandi blootlegt van de islam, wie de vervolgingen van christenen en andere godsdiensten ziet, de minachting voor vrouwen en homofielen opmerkt, wie zijn ogen opentrekt en zijn oor te luisteren legt in onze scholen en in de hele zorgsector, wie aandachtig de stem volgt van kritische Arabische intellectuelen, wie het slachtofferschap en de cultus van de dood in het licht stelt die in de islam verheerlijkt worden, wie onze elite volgt in zijn onnavolgbare rechtpraten van wat krom is, die constateert dat onze beschaving met zijn fel bevochten waarden zichzelf om zeep aan het helpen is en dat we op de glijdende schaal van morele waarden al een omslagpunt bereikt hebben. We zijn getuigen van het ineenknutselen van onze eigen ondergang omdat we de tegenstrever niet willen geloven als hij zegt dat de wereld moet islamiseren, net zoals men Hitler niet wilde geloven toen hij sprak over de uitroeiing van de Joden. Maar zelfs vandaag kan men geen deukje slaan in de geestelijke verdoving van de gedogers, integendeel. De boodschapper van slecht nieuws wordt immers in de immorele hoek gezet. We staan erbij en we kijken ernaar.
Wilders vergelijkt de Koran met Mein Kampf. Ooit zal men zien dat dit een visionaire kijk op de geschiedenis was zoals die zich vandaag glashelder presenteert. Zowel Mein Kampf als de Koran zijn de heilige boeken van de intolerantie, beide zijn ze fel antisemitisch, beide brengen ze een dodelijke scheiding aan tussen gelovigen en ongelovigen c.q. ariërs en niet-ariërs en beide zijn oorlogszuchtig en expansief (‘Lebensraum’ en islamisering van wat niet-islam is, ‘Dar-al-Harb’ moet ‘Dar-al-Islam’ worden). Oecumenebijeenkomsten zijn een vorm van ‘taqqiah’ (doen alsof – dat mag in de islam, net zoals vroeger in het jezuïtisme) en leiden nergens naar. Elke brave katholieke pastoor zal dat toegeven, of heeft u al eens een positief resultaat gezien van deze feelgood-bijeenkomsten? Ooit sprak een draaikont als Jan Blokker naar aanleiding van de affaire Rushdie de volgende woorden: ‘De Derde Wereldoorlog zal misschien gaan tussen de gelovigen en de ongelovigen, tussen de schrijvers en de schriftgeleerden’. Wat is er ondertussen gebeurd dat Blokker c.s. zo blind zijn geworden?! Waarom mag men van deze publicisten niet zeggen dat de islam gevaarlijke ideeën herbergt? Dat vormt toch de grondslag van het intellectuele leven? Is er dan, zo vraagt Zwagerman zich af, ook antikapitalistisch, antiliberaal, antisocialistisch of antimarxistisch racisme?
Een Nederlands schrijver als Hafid Bouazza schrijft: ‘Homo’s zullen zich niet via de islam emanciperen, maar ondanks de islam. Als het aan mij ligt, zou er geen enkele moskee meer bij komen, en de moskeeën die eventueel vrijkomen zou ik openstellen voor opvang van asielzoekers, want we weten toch hoe gastvrij en goedertieren de islam is, of niet?’ Kijk, dat is een taal die we vandaag van onze lelieblanke elite niet mogen horen. Die heeft het te druk met irenische Gutmenscherei of met het veroordelen van de Israëli’s. Maar laten we niet vergeten dat de democratie die Israël representeert een baken van licht is temidden van de duisternis van de Arabische wereld. Wie echter een bord voor zijn kop heeft, ziet niks meer.
Tijdens het schrijven van deze recensie kwam het bericht dat Geert Wilders Engeland – hetzelfde land waar John Stuart Mill 150 jaar geleden zijn hartstochtelijke pleidooi voor de vrije meningsuiting On Liberty schreef – niet binnen mag. Of men het nu al dan niet eens is met diens gedachtegoed of stijl, doet niets terzake. Elke rechtgeaarde liberaal zou zijn oordopjes nu toch moeten uitdoen: dan kan hij eindelijk een grote bel horen rinkelen!”
Recensie door Wim van Rooy op de site van liberales
Joost Zwagerman, Hitler in de polder & vrij van God, De Arbeiderspers, 2009
Bestel dit indukwekkende boek hier: Standaard Boekhandel
Dat was het dan, ik hoop dat je (nieuwe) inzichten verworven hebt.
Lieve groetjes,
xxxxx
Hot Marijke